Eerder schreef ik in PromZ Vak over de reisrestricties die de Chinese overheid hanteert voor (zakelijke) bezoekers uit het buitenland en welke gevolgen dit heeft voor het onderhouden van contacten met bestaande en het vinden van nieuwe relaties in China. We weten inmiddels dat deze restricties een half jaar later onverminderd van kracht zijn. Hooguit dat we een paar signalen menen te ontwaren dat een beperkte versoepeling mogelijk op komst is. In het tweede deel ging ik nader in op de vraag waarom wereldwijde productieketens zo van slag zijn, of normalisatie in zicht is en wat individuele ondernemers kunnen doen om zich minder kwetsbaar te maken voor de nukken van het transportwezen. In dit derde en laatste deel behandel ik de vraag: als productiekosten in China oplopen en transport duurder en onbetrouwbaarder wordt, gaan we dan meer producten dichter bij huis produceren? Wens en werkelijkheid Ik merk dat onder ondernemers het onderwerp re-shoring momenteel erg leeft; het terughalen van productiewerk dat in de afgelopen vier decennia is uitbesteed aan lagelonenlanden en Productiekosten in China stijgen, ketens zijn verstoord door aanhoudende lockdowns en intercontinentaal transport is fiks duurder en onbetrouwbaar geworden. Betekent dit alles dat we minder afhankelijk moeten worden van de Fabriek van de Wereld, in deel 3 van de mini-serie Sourcing in China in Corona-tijd. Dan doen we het zelf wel: van Made in China naar Made in Europe? Sourcing in China in Corona-tijd III DOOR FRED SENGERS dan met name China. Dat neemt niet weg dat het aantal concrete voorbeelden van bedrijven die de daad bij het woord hebben gevoegd vooralsnog beperkt is. Het is goed om te bedenken waarom we ooit aan offshoring zijn begonnen. Lage lonen allereerst. Maar ook andere productiekosten zijn in landen als China lager, denk aan minder strenge milieu- of arbo-regels of juist belastingvoordelen en subsidies om nieuwe industrieën te ontwikkelen en producten te kunnen exporteren. Daardoor zijn veel maakbedrijven hier verdwenen; zij hebben hun productie verplaatst of ze zijn weggeconcurreerd. Dit heeft echter niet tot enorme werkloosheid geleid. Wij zijn andere dingen gaan doen, die vaak nog meer opleverden ook. Zo sneed het mes aan twee kanten: rijke landen gingen meer verdienen met schoon, kennisintensief werk, terwijl opkomende economieën zich aan de armoede onttrokken door goedkoop onze producten te maken. Economen spreken dan van de wet van comparatief voordeel, waarbij landen gezamenlijk beter af zijn als zij zich specialiseren om zo productie te optimaliseren. Deze theorie is ontwikkeld door David Ricardo (al wist Adam Smith al dat de meest ontwikkelde landen hiervan bovenmatig profiteren). 76
RkJQdWJsaXNoZXIy NDcxNDY5